1 FIETSEN MAAR EN WACHTEN, OP HET RAPEN, DAT ZEKER KOMT…
Bespreking van de bundel ‘SOM van toeval en ontroering’, Herman ROHAERT, Uitgeverij P, 2014, 80 p.
Onnut
Een bundel, die je zin moet geven om te gaan fietsen, naar één van de mooiste streken van het land, de “bloesemstreek”, Sint-Truiden en wijde omgeving. Natuurlijk is dit oneigenlijk gebruik van de poëzie, die van alle onnuttige dingen wel de onnuttigste is. Een gedicht is wat het is, het is alleen maar zichzelf, al zal dichter Herman Rohaert hiermee niet akkoord gaan, want “het geheel is meer dan de som der delen”, zoals het laatste van de vier motto’s luidt, waarmee hij de verschillende afdelingen in “SOM” inleidt. De andere drie gaan over toeval, de wrede, barmhartige en tegelijk charmante regisseur van het leven, en over “vanitas” – alles is ijdelheid.
Bloemleeskwaliteit
Een sombere, donkere bundel? Nee, want de laatste versregel ervan klinkt als volgt: Geluk trekt geen gave/ lijnen maar spat in/ spikkels. Ik kom erop terug. De bundel opent met een “Envoi”, meteen een van de sterkste gedichten, Uitvlucht, een titel met een dubbele bodem en een gedicht met vele betekenislagen, over duiven op het eerste gezicht, al komt er geen duif in voor, maar deze dichter is zo sterk in suggereren, dat je de klad duiven over het huis ziet en hoort scheren, over kinderen die het huis uitgaan, leerlingen die een leraar uit handen moet geven, kortom over afscheid en verlangen, houden en loslaten. Een gedicht van bloemleeskwaliteit.
Suggestief taalspel
De eerste grote afdeling in SOM, LIEF, LIJF, LEED, illustreert overvloedig twee kwaliteiten van Rohaert: de suggestie en het taalspel (ook al in “Uitvlucht” aanwezig – warm gelampt, gedooierd licht bijv. is zo’n sterk suggestief taalbeeld). Lees Wizard Ball/tikkerknikker (met de woorden “rinkelpit” en “wandelamandel” bijv. een bijna Gezelliaans klankenspel, dat bij mij “Een bonke keerzen, kind” van de West-Vlaamse meester wakker riep).
Feest
Dat talige zit niet alleen in het vocabularium van de dichter, die niet bang is van archaïsmen, zoals “gaard” en “schrijden”, maar die woorden blijken zeer bewust gekozen, maar evenzeer in het spel met klanken (zeer veel assonantie, binnenrijm) en in een soms verrassende syntaxis, met onverwachte inversies die zeer visueel werken. Zo in “Giocco dela sera”: … kijk hoe ze feestelijk/ bollen je kuit, die liefdeshoefjes,/ heffen je kont. Deze cyclus bevat gedichten vol onrust en verlangen, erotiek (lees er Reiger, jij maar op na, of misschien wel het mooiste gedicht in deze cyclus, Klaver en malve). Soms komt een gedicht niet helemaal los van de techniek, het vakmanschap, soms zijn de lasnaden nog zichtbaar, zoals in Mal, of A perfect distance, of Ketting en ballon, maar echt storend werkt dit niet in dit tot nadenken stemmende feest van taal en beelden.
Fotografisch
De tweede cyclus TUSSEN DE BOMEN HET BOS, verzamelt gedichten over het bos in alle seizoenen, over bomen in alle soorten en maten, met de mooie reeks Fruitbomendie in het landschaprond Rullingen – Kuttekoven – Borgloonlangs de oranje wandelweg zijn aangebracht, een zeer aan te bevelen wandeling/fietstocht in de bloesemstreek. Wie de komende weken in Haspengouw gaat wandelen of fietsen zal trouwens op meer plaatsen gedichten van Rohaert in het landschap tegenkomen. Rohaert is ook een fotografisch dichter, hij schiet de sprekendste beelden, met zeer precieze kadrering, het licht zit helemaal juist, soms leest een gedicht als een video-installatie (Vallen en rapen, bijv. wat een mooie kortfilm!). Maar ondertussen graaft de dichter steeds dieper naar de kern van HET NAAKTE BESTAAN, zoals de titel van de derde grote cyclus luidt.
Leegte
Wie dat aandurft, droomt van kades en havens en / afscheid en vertrek. Hoe aan de naaktheid van dit bestaan te ontsnappen, hoe de “cinzas da futilitade, Asche der Vergeblichkeit” (derde motto) , hoe met de “ijdele vergeefsheid van dit ondermaanse” in het reine te komen? Dat vergt slapeloze nachten (zie het drieluik Witte nachten), dat is beangstigend (… want bang/ ben je voor iets wat gaat komen terwijl/ het er al is, zo gaat dat met angst), want “de roman onder het bed gaat door tot het einde, … of hij nu gelezen wordt of niet”. Veel leegte in deze cyclus, bijna radeloosheid, zelfs de sterrenbeelden stampen/ stoten tegen de tralies van hun/ donker azuren kooi.
Pointillisme
Dan toch een sombere bundel? De laatste afdeling FINALE bevat maar twee gedichten, maar ze wijzen wel een uitweg: Lichtletters, waarin de dichter een lans breekt voor een leven met kunst, in zijn geval poëzie, als ultieme zingeving: gooi en strooi handenvol letters/ over me heen, tot elke/ duisternis wijkt voor licht.” En het laatste gedicht, Seurat, over geluk zowaar en dat we afstand moeten nemen – relativeren, m.a.w., omnia vanitas indachtig – om te zien, zoals een pointillistisch schilderij werkt: van dichtbij een verzameling verfklodders, op afstand een prachtig landschap, het geheel is zo veel meer dan de som der delen!
Wachten
Zoals je ook, met deze bundel in de hand, vanop een heuvel het bloeiende landschap van de bloesemstreek zal ontdekken. Doen, fietsen daar, ergens in het gras gaan liggen en deze (zeer mooi uitgegeven) bundel lezen en proeven als het fruit dat daar zijn tijd mag nemen om te rijpen en te wachten op het rapen dat zeker komt.
©Martin Carrette
2 SOM VAN TOEVAL EN ONTROERING
SOM VAN TOEVAL EN ONTROERING Hoewel hij, soms met anderen, al kleinere uitgaven publiceerde, mag ‘Som’ gezien worden als het officiële poëziedebuut van Herman Rohaert (1958, Ninove). Die bedrijft lyriek op aanstekelijk dartele wijze. Zijn teksten staan vol beelden, verwijzingen (de titel alvast naar een meerwaarde), neologismen en in elkaar overgaande grammaticale functies zoals “het stuwt in je getakte” en “wandelamandel van jouw in mijn mond”. Natuur, vooral fruit en bomen, en erotiek zijn belangrijke inspiratiebronnen. Rohaerts credo: gedichten moeten zoveel mogelijk mensen aanspreken zonder dat de taalbehandeling aan originaliteit inboet. Hij voert deze spagaat maar nét zonder kleerscheuren uit. Slechts hier en daar ontspoort zijn geestdrift: “Hanen harken nu mijn keel”. Verreweg de meeste beeldspraak is mooi en steunt op ware trouvailles. Hoe behendig hij in de taal echter ook manoeuvreert, de nadruk op het spel maakt de inhoud regelmatig vrijblijvend. De bovengemiddelde kwaliteit zorgt er gelukkig dan weer wel voor dat zijn werk vrij blijft, dat wil zeggen authentiek, en uitnodigend autonoom. 2014. |
Albert Hagenaars in ‘NBD-biblion’ |