www.hermanrohaertdichter.com
september 25, 2019
bespreking ‘beyond here lies nothin” in Ambrozijn, nr 2, 2019/2020
augustus 29, 2019
Herman Rohaert – Proeve in vol-ledig-heid
De inhoud van Rohaerts Beyond here lies nothin’… (Uitgeverij P, 2019) valt, te zien aan de inhoudstafel achterin, als een stevige diptiek op te vatten. Een ‘Envoi’ gaat vooraf aan ‘Gebed in niets’, het eerste luik van 14 gedichten. Het scharnier dat de grote panelen dient te verbinden heet ‘The end’ en bevat twee gedichten. Het tweede grote deel van 21 gedichten heeft oren naar ‘Amore’ en wordt gevolgd door een ‘Finale’, goed voor twee gedichten. Zo te zien een hechte, bijna perfect symmetrische structuur.
Moeten we de titel van de bundel als een beginselverklaring beschouwen? De linkerflap steekt een tandje bij waar hij het heeft over “een diep weten dat ons allen treft: het besef dat wij leegte zijn. Niets. Onuitstaanbaar uitgestrekt.” Het spreekt voor zichzelf dat vanuit dergelijk axioma de elementen stilte en leegte vaak in deze bundel zullen terugkeren. Niets is hier iets dat met veel woorden wordt beleden. Ik val voor Maan, die ik hieronder voluit laat schijnen.
Lichtende schijf, bleek gepokt, de
sterren jennen je met schitter, met
uit en aan, roerloos zet je hen te
schaam.
Witte klaproos tegen zwarte nacht,
membraan van licht, hoor ze knetteren,
knisperen, verjagen willen ze je, ver
naar de melkweg, af van rand.
Maar onbewogen blijf je slinken, wassen,
opkomen in avondgloed, ondergaan in
ochtendlicht, blond bad van wit,
van mat.
Het is er allemaal of bijna allemaal, want voor de synesthesie (wit geluid, dove smaak) moeten we wachten tot het volgende gedicht en flink verderop kwam ik ook inversie tegen (“er is wat jij wil, kan geven / prijs”). Je kunt iets te kijk zetten, maar de dichter maakt daar met één pennentrek ‘te schaam’ van (in het mooie Mag ik ligt 14 pagina’s verder een opengeslagen schrift met onbeschreven bladzijden (schilderij van F. Pompe) ‘te geef’). Drie metaforen, ‘lichtende schijf’, ‘witte klaproos’ en ‘blond bad van wit, van mat’, omschrijven het hemellichaam. De Nederlandse Bibliotheekdienst (NBD) merkte die markante vergelijkingskunst ook op en boekstaafde naar aanleiding van Rohaerts, ook door ons besproken debuut Som: “Verreweg de meeste beeldspraak is mooi en steunt op ware trouvailles.” Het rijm in de eerste strofe staat niet los van een overloop en laat ik u zelf zoeken. Stapelingen van werkwoorden geven hun charme prijs wanneer je dit gedicht inwendig of hardop leest om het ritme te beproeven. Tegenstellingen, minder of meer duidelijk, vertellen iets over de ware aard der dingen: bleek-schitter, uit en aan, wit-zwart, slinken-wassen, opkomen-ondergaan, avond-ochtend. Een tegenstelling die in de buurt komt van het oxymoron (een samengaan van tegenstellingen), zit ook verborgen in de ‘witte klaproos’, want de papaver of de ‘poppy’, bekend van de Vlaamse velden, beschouwen we toch meestal als rood.
Je kunt je de vraag stellen waarover dit gedicht gaat, beter gesteld: schuilt er iets meer achter het spel van maneschijn en de blijkbaar concurrerende sterretjes: yin (het passieve, statige, rustige, vrouwelijke, cyclische) versus yang (het vurige, pinkelende)? In welke mate wordt hier iets bekend over “[h]oe de dingen zijn en niet zijn”? Ik laat het antwoord in het midden.
De verzorgd weergegeven foto’s die ‘stof’ leverden voor twee gedichten passen uitstekend in het thema. In Duinkerke, bij een foto (Ruben Van Eeckhout) van een verlaten strandpartij met dreigende zwarte wolken in de lucht, is sprake van “een scheve paal zonder bord, welkom / in nergens” en in Kosovo (een eenzaam sneeuwlandschap van dezelfde fotograaf) beschrijft de eerste strofe een “[b]lank, leeg bord / wit gat in dicht- /gesneeuwd landschap.” De “door- / hangende hoogspannings- / kabels” associeert de dichter met een “bevroren harp voor nooit aflatende wind” De regelval met zijn bewust gesplitste woorden maakt hier daarenboven die tussen palen hangende kabels zichtbaar.
Met het hoe dan ook aangrijpende, drie meter hoge schilderij The Angel (2013) van grootheid Michaël Borremans kun je eigenlijk alle kanten op. Deze ons passief voorkomende, bepaald niet vrolijke engel zonder vleugels is als een hermafrodiet wezen afgebeeld. Herman Rohaert wil haar/hem met Somnambule uit de slaap wekken. Door de afwezigheid, de bewuste weglating van her en der een werkwoord of een extra bepaling (stijlfiguur van de aposiopese of reticentie) betrekt de auteur de lezer bij zijn duiding. Mensen, wat valt er nog meer te zeggen, te bedenken? De twee strofen staan in een zeker contrast met elkaar. In de slotregels neemt de dichter afstand van zijn duiding van het beeld en oppert een (on)mogelijkheid, door de engel tot leven te wekken en dit wezen bloeddoorstroomd op ons leven (buiten de schilderij) te leggen. Ook dit relatief korte gedicht geef ik voluit weer.
Wie ontwaakt haar uit deze slaapbel, wie staakt
deze wandeling tussen droom en daad nu haar
gezicht zich naar binnen met de zuigkracht van
het grote eb, de duizel van omgekeerde vloed,
nu haar oog zich sluit, ze zonder einde
dwaalt in afwezigheid, nu …?
Tenzij die ene hand om in te knijpen, hand
die langs een hals strijkt, de warmte van een
voorhoofd peilt.
Het scharnierpaneel bevat twee in-memoriamgedichten voor respectievelijk de beproefde Nederlandse auteurs Rogi Wieg (1962-2015) en Joost Zwagerman (1963-2015). “Misschien kan iemand op stil worden gezet” heet het, denkend aan laatstgenoemde die een eind aan zijn leven maakte.
Deze bundel is goed gevuld, ook al voert de leegte thematisch de boventoon. Via de slotstrofe van Mag ik krijgen Rohaert en Elke De Smedt (blijkbaar werd dit gedicht in samenspraak geconcipieerd – een vrij uniek gebeuren!) het laatste woord: “bedenk voordat je me weer dichtplooit / dat alleen de leegte alles omvat als een / laatste ademtocht aan het leven ontsnapt.”
Traagheid en een vorm van resignatie (het afzien-van) zijn in de eerste twee gedichten van de cyclus ‘Amore’ gethematiseerd. Traag valt als een tangconstructie te beschouwen. Drie duidelijke, door ‘zoals’ ingeleide vergelijkingen monden, samen met drie vaststellingen, uit in twee lapidaire regels: “Zo laat jij mij toe tot jou. // Zo.” Ook Niet hoeven, straks voert na twee strofen over alles wat niet langer samenkomende geliefden nalaten naar een conclusie: “Opdat er een straks, waar we niet meer afscheid hoeven / en uit elkaar.” Ook de al aangehaalde techniek van de afbreking (“je ondergoed / die ik niet …”) werkt hier heel functioneel. Het is alsof het gedicht door die soms wat vreemd aandoende hobbels snikt.
In de liefdesgedichten en regels opgehangen aan steden (Amsterdam, Rome) is het idee van de leegte niet langer aanwezig. In de ‘Finale’ ten slotte is het imperatief aandoende ‘zo’ uitgeduid tot “zo wij”. Zo is het goed!
Eindigen wil ik met een commentaar van Jan Geerts dat ik graag beaam. In een schrijven aan Herman Rohaert stelde hij: “U stelt het kijken op scherp en toont op voortreffelijke manier hoe je ook met taal kan kijken. Want uw taal is, zoals het kijken, voortdurend in beweging. Uw woorden smeken, verklaren, registreren en vechten met afwezigheid. Uw woorden tonen de mens in zijn naaktheid en spreken het verlangen uit naar transparantie, het verlangen om bekeken en gezien te worden.
U weet even goed als ik dat onze taal uiteindelijk eindigt in het laatste punt, ‘de leegte [die] alles omvat als een / laatste ademtocht’. Maar voor het zover is, is er uw poëzie die ons even redt.”
Omdat we allen soms bijziend in het leven staan, is deze bundel, veel meer dan een bril, van betekenis!
■
Jacob Baert, alias Dirk Blockeel, Ambrozijn, nummer 2, jaargang 2019:20
HOPE, bij een kunstwerk van Rudi Eurlings
augustus 1, 2019
HOPE [1]
Hoe haar zo zwaar, hoe haar
gewichtloosheid verloor.
En onschuld.
In vlokken, strengen, plukken in deze
kano aangespoeld, van glans, van naam,
van verhaal ontdaan.
Het behoeft nog slechts uitgeladen,
verstrooid of verbrand voordat de
veerboot van vergeten weer van
wal wordt gestoten, het sop weer in,
op weg naar nieuwe lading.
Alleen,
niet langer kunnen we zeggen dat we niet
gezien, blindheid veinzen lukt niet meer.
Aan de oever stonden we, we hebben gekeken.
Het is onze blik niet ontgaan, ontkennen lukt
niet meer.
Maar misschien.
Misschien wordt niet kunnen wegkijken uitkijken
naar kentering.
Verandering.
Ingrijpen, voorkomen.
Misschien wordt haar ooit weer licht,
weer hoop.
© HERMAN ROHAERT
[1] ‘Hope’, Rudi Eurlings, een installatie.
creative writing, schrijfcursus Genk
juli 1, 2019
best bloglezer,
vanaf september ga ik een schrijfcursus verzorgen aan de Stedelijke Academie Genk. het hele ‘academiejaar’ en hopelijk ook nog ettelijke jaren daarna.
interesse?
neem maar contact met me op of bezoek de website van de Academie van Genk.
Haspengouw academie, vanaf 8 juni 2019
stiltesteen Zutendaal: toeristische topper?
juni 11, 2019
Wat lees ik zondag bij ontbijt in de Zondag? Zie ik daar niet ‘mijn stiltesteen’ met ‘mijn stiltegedicht’? In stiltegebied Zutendaal.


Boontje poëzieprijs Stad Sint-Niklaas, Freddy Willockx
juni 11, 2019
PRACHTIG NIEUWS en een hele eer, vanochtend mocht ik in Sint-Niklaas vanuit de handen van ereburgemeester Freddy Willockx de eerste prijs voor poëzie ontvangen voor mijn gedicht bekijk mij, gedicht dat ook staat in mijn nieuwe bundel beyond here lies nothin’, Uitgeverij P., Leuven, 2019. Het betreft hier de 25ste Poëzieprijs Boontje (genoemd naar de schrijver Louis Paul Boon)
Onderstaand het winnende gedicht:

Turing wedstrijd, top 100, top 10, Meander
juni 11, 2019
FIJN!
Uit de top 100 van de Turing (7155 inzendingen in 2018!) kozen Meandermedewerkers Sacha Landkroon, Tijs van Bragt en Inge Boulonois hun favorieten en stelden zo een eigen top 10 samen. En, ik voel me zeer vereerd, mijn gedicht Zo Wij werd in hun top tien opgenomen! Het betreffende gedicht vind je ook in mijn nieuwe bundel, Beyond here lies nothin’, uitgeverij P. 2019. Aan twee dichters werd ook gevraagd een korte recensie bij hun gedicht te schrijven en ik ben …één van die twee.
Zo Wij
Hoe landschap zichzelf afschaft, de hemel
de hemel niet meer, de aarde de aarde
niet en hoe wouden zich terugtrekken en
heuvels afvlakken, rivieren verzanden, kleuren
verbleken, alles zand wordt waarin helling en
dal verzinken en in elkaar schuiven en horizon
vervaagt en wordt uitgewist, hoe alles verduistert,
komt tot rust, stilstand
-tot-
plots, opnieuw, een rilling, een vouw,
oprisping, een stroompje en een stootrand,
voortschrijdende begroeiing, een schuimende
rivier, een berg, dieptezicht en horizon, aarde
en hemel en licht en eindeloze beweging
in een hersteld landschap
zo wij.
© Herman Rohaert
Herman Rohaert (1958) is germanist, gewezen redactielid van de literaire tijdschriften Appel en Verba. Jurylid en winnaar van verschillende literaire wedstrijden, docent schrijfcursus en auteur van talrijke publicaties in een brede waaier van literaire tijdschriften, lid van voormalig dichterscollectief mengmeTTaal.
“Dit gedicht is de finale van, sluit mijn nieuwe bundel Beyond here lies nothin’ af. Zoals vele andere in de bundel, draait het
rond het centrale thema van ‘het niets, het alomtegenwoordige -, het alles opslokkende -, het gapende niets’.
Beyond here lies nothin … behalve dan, misschien, toch wel, de liefde! Dit is dus een gedicht dat peilt naar het niets, maar is tevens en vooral een onbeschaamd liefdesgedicht, een allegorisch gedicht ook waarin de natuur projectie is geworden van de ‘condition humaine’.
Zonder liefde, zonder jou, verliest de wereld elke diepte, elk perspectief, wordt alles zand, een zandbak van rust en stilstand en… dood.
Maar die ene rilling kan zomaar, plots, onaangekondigd alles weer helemaal in beweging zetten, eindeloze beweging … leven.
Liefde als redding. Enkel liefde is opgewassen tegen de leegte. Liefde maakt ons licht en schuimend.”
Charlotte Van den Broeck
juni 11, 2019
aan de tand gevoeld door dichter Charlotte Van den Broeck, een genoeglijk gesprek, tijdens bundelvoorstelling ‘beyond here…’, academiezaal Sint-Truiden, 23.03.19, foto Ingrid Gielen.

beyond here lies nothin’
juni 11, 2019
Hier mijn nieuwe bundel, de derde inmiddels bij uitgeverij P., maar nu voor het eerst ook voorzien van prachtige illustraties en foto’s. En heel blij dat schilder Michaël Borremans zijn schilderij ‘Angel’ beschikbaar stelde voor de cover. Hij is een fan van bijgaand gedicht bij het schilderij. Je kan de bundel nu rechtstreeks bij mij bestellen voor 17, 95€.
